Er zijn zo’n 60 soorten cecropia’s. De boom wordt tot 20 meter hoog, houdt altijd een vrij dunne stam en maakt alleen bovenin een paar zijtakken aan, aan wier uiteindes telkens een paar grote bladeren groeien. Die bladeren zijn handvormig. Al met al is deze boom dus zeker een opvallende verschijning.
De trompetboom is een pionierplant. Hij houdt van veel licht en groeit hard. Daarom is hij een van de eerste bomen die na boskap weer opkomt. Ook groeit hij graag in de meer open stukken langsrivieren, wegen en bosranden.
De trompetboom laat mieren voor zich werken. In zijn holle stam biedt hij woonruimte aan een mierenvolk. Uit de stam scheidt hij een eiwit- en vetrijk goedje af als voedsel voor zijn mieren. De mieren verdedigen de boom tegen vraat en maken zelf korte metten met tegen de stam opgroeiende lianen en andere klimplanten.
De holle takken kunnen als blaasinstrument gebruikt worden, vandaar de naam ‘trompetboom’. De vruchten zijn eetbaar en het lichte hout wordt gebruikt voor het aanmaken van een vuurtje. Ook worden allerlei medicinale werkingen verondersteld, van thee van de bladeren tegen rugpijn tot rook van de gedroogde jonge bladeren die tegen astma zou helpen. In Belize worden de droge bladeren wel eens verbrand om muggen weg te houden.
De trompetboom is niet bedreigd, integendeel. Buiten zijn natuurlijk verspreidingsgebied gedraagt hij zich zo invasief, dat hij een bedreiging vormt voor de lokale flora. Deze soort staat daarom op de lijst van ‘100 meest invasieve plantensoorten ter wereld’.
Deze soort komt u zowel in het Amerikaanse gedeelte van de Bush als in de Mangrove tegen. In de Mangrove is hij prominenter aanwezig en komt de soort meer tot haar recht, omdat we daar een opener bostype laten zien. De symbiose met mieren komt in Nederland niet voor, ook niet in een tropische kas. Maar als u gaten in de handvormige bladeren ontdekt, dan weet u dat hier de rupsen van de zebramozaïekvlinders bezig waren!