Symbiose is een begrip uit de biologie. Voor de duidelijkheid gebruiken we hier de volgende definitie: het langdurig samenleven van twee of meer soorten, waarbij de samenleving voor tenminste één van de organismen gunstig, of zelfs noodzakelijk is. We zien in onze ecodisplays allerlei voorbeelden van symbiose. Het kan bij een symbiose om twee verschillende diersoorten gaan, maar bijvoorbeeld ook om één diersoort en één plantensoort. Of om twee plantensoorten onderling, of om een plantensoort en een schimmel. Zo’n symbiose is een boeiend fenomeen, dat de complexiteit en de dynamiek van ecosystemen fraai illustreert. Geen enkele dier- of plantensoort staat op zich, maar onderhoudt diverse relaties met andere organismen binnen een ecosysteem. In deze editie: de poetslipvis en zijn gastheer.
Poetslipvisjes voeden zich met overtollig slijm, dode huid, dode schubben en huidparasieten van allerlei grotere vissen. Die grotere vissen vinden zo’n poetsbeurt over het algemeen wel prettig en regelmatig wachten verschillende vissen in de directe omgeving tot ze zelf aan de beurt zijn. De poetslipvisjes hangen meestal op vaste plekken op het rif rond, die poetsstations genoemd worden. Vaak werken ze in paartjes, maar niet altijd. De grotere vissen herkennen de poetslipvisjes aan hun kleuren en aan hun vorm. Omdat ze voor hen fijn en prettig werk verrichten, laten ze de poetslipvisjes in de regel met rust. Ze eindigen hierdoor niet als tussendoortje in de maag van de grotere vissen.
De voordelen van deze symbiose zijn vrij helder: het poetslipvisje is dankzij zijn poetsbeurten verzekerd van voedsel én hij is relatief goed beschermd tegen potentiële vijanden dankzij zijn nuttige functie die ook als zodanig wordt herkend. De gastheer raakt dankzij de poetsbeurt van het poetslipvisje vervelende, irriterende huidparasieten kwijt.
De grotere vissen laten de poetslipvisjes zelfs op gevoelige plekken toe, zoals bij de kieuwen. En er zijn maar weinig vissen die de tanden van murenes onbezorgd kunnen schoonmaken! Overtollig slijm, dode huid, dode schubben en huidparasieten zijn echter niet heel voedzaam en soms kan de poetslipvis de verleiding eenvoudigweg niet weerstaan en neemt hij expres een te grote hap, waardoor hij bijvoorbeeld ook een stukje kieuw afbijt. Uiteraard schrikt de grotere vis hier van en meestal zwemt hij direct weg om niet meer terug te keren. De andere vissen die geduldig hun beurt afwachtten, zwemmen dan vaak ook snel weg, want zo’n pijnlijke poetsbeurt is niet datgene waarop ze zitten te wachten!
Het is een vrij wankel evenwicht: neemt een poetslipvis namelijk nooit een hapje van een grotere vis, dan doet hij zichzelf tekort. Er zitten immers veel meer calorieën in een hap uit een slachtoffer dan in dood materiaal of huidparasieten. Maar neemt hij te vaak een hapje, dan verliest hij snel al zijn ‘klanten’. Met andere woorden: als het poetslipvisje te vaak de boel bedriegt, dan ‘verliest’ hij als het ware zijn goede naam. Vissen mogen dan vrij kleine hersenen hebben, ze zijn bepaald niet dom. Een vis die een keer door een poetslipvisje gebeten is, zal de poetsbeurten voorlopig blijven vermijden.